Kunstkringen in het Antwerpse, rond het einde van de 19de eeuw
DE TWINTIG - Antwerpen & Brussel (1883-1893)
Op het einde van de 19e eeuw werd Brussel een kruispunt van nieuwe kunststromingen waarbij de Art Nouveau haar definitieve vorm zou krijgen als zuivere stijl. Het ambachtelijk werk en het gebruik van kostbare materialen maakte de Art Nouveau tot een exclusieve kunst. Een sterk individualistische kunst, niet alleen door haar thematiek en symbolen, maar ook door haar gebondenheid aan haar opdrachtgevers voor wie huizen, meubelen, siervoorwerpen, juwelen enz. werden ontworpen.
Aanvankelijk ging de stimulans tot de radicale vernieuwing in de kunst dan ook uit van de Franstalige schrijvers en kunstenaars. Reeds tussen 1874 en 1900 werden te Brussel zes literaire tijdschriften gesticht: L'étudiant, L'artiste, L'actualité, Le samedi, La chrysalide, La jeune revue littéraire.
De doorbraak van het modernisme had vooral plaats in 1881 met de stichting van de tijdschriften L'Art Moderne en La Jeune Belgique:
‘C'est le temps des folles passions, des enthousiasmes et des fièvres, des colères sacrées, des théories audacieuses, des admirations intransigeantes, des manifestes, des proclamations, des défis, voire des duels’.. NL 'Het is een tijd van gekke passies, enthousiasme en koortsen, heilige woede, gedurfde theorieën, compromisloze bewondering, manifesten, proclamaties, uitdagingen, zelfs duels..'
Met de stichting op 6 maart 1881 van het weekblad L'Art Moderne door Octave Maus, (het latere officiële orgaan van De XX - lees 'vingt' ofnog 'twintig') met als redactieleden Victor Arnould, Edmond Picard en Eugène Robert, werd een sociale kunstvisie gepropageerd. De wisselwerking tussen de verschillende kunsten, in het bijzonder tussen literatuur en beeldende kunst, kwam reeds tot uiting in de ondertitel:
‘Revue critique des Arts et de la Littérature’. Le programme mentionnait: 'Notre ambition n'est pas modeste. Nous voulons aplanir les voies, faciliter les rapports entre les artistes et le public, afin que l'Art acquière chaque jour d'avantage la bienfaisante influence sociale qui doit lui appartenir, afin aussi que les artistes occupent matériellement et moralement la situation importante dont ils sont dignes’. NL Kritische beoordeling van kunst en literatuur. Het programma meldde: 'Onze ambitie is niet bescheiden. We willen de paden effenen, de relaties tussen de kunstenaars en het publiek faciliteren, zodat de Kunst elke dag meer de weldadige sociale invloed krijgt die haar toebehoort, zodat de kunstenaars materieel en moreel de belangrijke situatie bezetten waarvan ze de moeite waard zijn.'
Vanaf 1884 noemden de redacteurs zich ‘les croyants de l'Art Nouveau’. NL De gelovigen van de Art Nouveau
La jeune Belgique daarentegen was een literair maandblad, gesticht op 1 december 1881 door Alfred Bauwens en Max Waller (pseudoniem van Maurice Warlomont) bedoeld als bundeling van de jonge, modernistische schrijvers en als herinnering aan La Jeune Revue Litéraire (een jaar voordien gesticht door Alfred Bauwens) naar het voorbeeld van het Franse tijdschrift La Jeune France. Hoewel aanvankelijk onder leiding van Max Waller de vertegenwoordigers van verschillende richtingen hierin verenigd werden, stelde het tijdschrift zich vanaf 1893, onder invloed van Albert Giraud en Iwan Gilkin, zich beslister op het standpunt van ‘l'art pour l'art’ en de strenge Parnassiaanse vorm en bond de strijd aan tegen de literatuur met sociaal engagement en tegen het symbolisme, zodat belangrijke medewerkers als Georges Eekhoud en Emile Verhaeren de redactie verlieten.
vlnr : L'Art Moderne - cover Max Waller, La Jeune Belgique - Portret van 'Octave Maus' door Théo Rysselberghe 1885 - Postzegel afb. Max Waller
HISTORIEK
Er werd vergadert op 28 oktober 1883 in Taverne Guillaume, Place du Musée te Brussel.
Deze jonge kunstenaars hadden echter geen programma, zodat al dadelijk stevige discussies boven kwamen.
Ze wilden als vrije kunstzinnigen elk academisme verloochenen, aanvaardden geen enkele esthetiek en verwierpen om het even welke belemmering. De stichters zagen zichzelf als progressief en wilden zich afzetten tegen de als conservatief en bourgeois bestempelde Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles. Dit stond een wisselwerking tussen beide kunstkringen overigens niet in de weg: zo exposeerde James Ensor in 1884 enkele werken in de Cercle en gaf Fernand Khnopff er in 1892 een lezing.
De Brusselse jurist Octave Maus ontpopte zich ondertussen als een geestdriftig organisator, mecenas, spreekbuis en bezieler van deze revolterende nieuwe kunstenaarsgroep, Le Cercle des XX, actief tussen 1883 en 1893. Hij nam ook de administratieve leiding waar.
Deze merkwaardige groep jonge radicale artiesten en vernieuwers rebelleerden tegen het verouderde academisme en de heersende artistieke standaarden.
De groep kan beschouwd worden als de erfgenaam van de kunstenaarsgroepen La Chrysalide en L'Essor. Na zijn ontbinding in 1893 vormde La Libre Esthétique (tot 1914) er de voortzetting van (zie onder).
'De XX' zetten zich in voor de vernieuwing van het artistieke leven in Antwerpen en dit door de jaarlijkse organisatie van een salon in Antwerpen, evenals door de deelname aan groepstentoonstellingen.
De stichting van 'De XX' was bedoeld om aan de moderne schilders (wier werken vaak op officiële tentoonstellingen werden geweigerd) expositiemogelijkheden te verschaffen en aldus de moderne kunst te propageren. In de officiële stichtingsakte, opgesteld op 4 januari 1884, werd gestipuleerd dat iedere ‘vingtist’ het recht zou hebben om zes werken tentoon te stellen, de uitgenodigde kunstenaars telkens één werk. Naast de jaarlijkse tentoonstellingen die duidelijk de evolutie van impressionisme naar Art Nouveau weerspiegelden, werden er ook voordrachten over moderne kunst en concerten van nieuwe muziek (vooral sedert de medewerking van Eugène Ysaye) georganiseerd. De geest van modernisme doordrong hier aldus parallel de literaire, muzikale en plastische kunstmanifestaties.
Het waren dus allemaal Belgen. In de 10 jaar van het bestaan van 'De XX' kwamen zich maar drie buitenlanders aansluiten als lid van de groep: de Nederlander Jan Toorop in 1885, en de Fransen Auguste Rodin in 1889 en Paul Signac in 1890. Andere buitenlanders waren slechts 'invités' bij een expo-salon.
De jaarlijkse Salons des XX van 1884 - 1885 - 1886 - 1887 - 1888 - 1889 - 1890 - 1891 - 1892 - 1893 gaven uiteindelijk aan 32 kunstenaars minstens éénmaal de kans te exposeren, die aanvankelijk plaatsvonden in het Museum voor Oude Kunst en later in het Museum voor Moderne Kunst.
Sommige artiesten werden gewoonweg niet toegelaten om redenen die niet altijd door kwaliteit waren ingegeven.
En de door ontslag vrijgekomen plaatsen werden telkens aangevuld met : Isidoor Verheyden (1885), Guillaume Charlier (1885), Felicien Rops (1886), Henry de Groux (1886, doch uitgesloten in 1890), Anna Boch (1886), Georges Lemmen (1889), Henry Van de Velde (1889) en Georges Minne (1890).
De Franse Robert Picard, zoon van Edmond Picard werd opgenomen als bijkomend buitenlander.
Talrijke leden maakten tevens ook deel uit van de kring Arte et Labore.
GENODIGDEN
Belgische genodigden of 'invités' waren :
Louis Artan, Constantin Meunier, Eugène Smits, Xavier Mellery, Henri De Braekeleer, Jan Stobbaerts, William Degouve de Nuncques, Charles Van der Stappen, Paul De Vigne, Thomas Vinçotte.
Gelijkgezinden uit binnen- en buitenland werden tot deelname uitgenodigd en kwamen als 'invités' op de jaarlijkse 'Salons des XX':
Uit Frankrijk:
Louis Anquetin (1888) - Paul Cézanne (1890) - Jules Chéret (1891) - Paul Signac (1888) -
Henri-Edmond Cross (1889, 1893) - Auguste Delaherche (1892) - Maurice Denis (1892) -
Henri Fantin-Latour (1885) - Paul Gauguin (1889, 1891) - Armand Guillaumin (1888, 1891) -
Paul-César Helleu (1888) - Alfred Sisley (1890, 1891) - Albert Lebourg (1887) -
Maxime Luce (1889) - Claude Monet (1886, 1889) - Berthe Morisot (1887) -
Camille Pissarro (1887, 1889, 1891) - Jean-François Rafaelli (1885, 1887) -
Odilon Redon (1886, 1890) - Pierre-Auguste Renoir (1886, 1890) - Auguste Rodin (1884, 1887) -
Louis-Oscar Roty (1884, 1886, 1890) - Georges Seurat (1887, 1889, 1891) -
Henri de Toulouse-Lautrec (1888, 1890, 1892, 1893)
Uit Nederland: George Hendrik Breitner (1886), Vincent Van Gogh (1890, 1891), Isaac Israëls (1884), Johan Thorn Prikker (1893)
Uit Engeland: Walter Crane (1891), Ford Madox Brown (1893)
Uit Amerika: Mary Cassatt (1892), James McNeill Whistler (1884, 1886, 1888)
Uit Italië: Giovanni Segantini (1890)
JAMES ENSOR
In 1881 werd het werk van James Ensor 'De Oestereetster' geweigerd op een expo te Antwerpen. Eenzelfde weigering kwam er in 1882 voor het Ensor-salon van Brussel. Ook Willy Finch werd afgewezen. De afwijzingen geschiedden officieel om stijltechnische redenen. Ze moeten echter gezien worden in het licht van de destijds heersende controverse rond de persoon en het werk van de 20-jarige Ensor en de tegenstelling tussen de kunstopvattingen van de 'Officiële Salons' en die van de 'rebellerende vernieuwers'.
De ontstane heibel zou in 1883 de aanleiding zijn tot het groeperen van een aantal vooral jongere kunstenaars in de nieuwe 'De XX'.
Op de eerste tentoonstelling van 'De XX' in 1884 exposeerde James Ensor, stichtend lid, met zes werken.
Hij kreeg een eerder geringschattende kritiek, met o.a. een eerste artikel in L'Art Moderne.
Maar zijn inzending voor het officiële Salon van Brussel werd opnieuw geweigerd. Hij stuurde twintig werken naar het salon van 'De XX' van 1886, maar de kritiek besprak enkel zijn techniek en niet de kunstwaarde van zijn werken.
In 1886 werd 'De Oestereetster' (afb. links) in 'La Gazette' nog afgedaan als "...voorbeeld van kermiskunst...". Het doek werd ook in 1908 geweigerd door het Museum te Luik.
LA LIBRE ESTHETIQUE
Herhaalde beproevingen bij 'De XX' werden vaak heftig onder woorden gebracht en waren zeker niet ongewoon.
Zo wees James Ensor, toch de voortrekker van de groep, het pointillisme van Théo Van Rysselberghe smalend af. In 1884 betwistte hij, samen met Guillaume Vogels, de opname van James McNeill Whistler, terwijl Willy Finch en Willy Schlobach de verdediging van de Amerikaanse meester opnamen.
Zelf ontliep James Ensor nauwelijks het démission, toen zijn 'Entrée du Christ', toch zijn meesterwerk, in 1889 geweigerd werd.
Henry de Groux, het 'enfant terrible' van 'De XX', werd uitgesloten, toen hij irritant protesteerde tegen de 'afstotelijke bloempotten' van Vincent Van Gogh, in 1890. Het was trouwens op dit 'Salon des XX' in 1890 dat Anna Boch voor 400 Belgische frank een schilderij van Van Gogh kocht, 'De rode wingerd', het enige werk dat tijdens zijn leven werd verkocht.
Het verder doorwegend gebrek aan enig programma bracht Octave Maus in moeilijkheden, zodat hij de groep ontbond in de lente van 1893, ondanks heftig protest van James Ensor.
Het jaar daarop, in 1894, vormde Octave Maus een nieuwe groep La Libre Esthétique, een verdere ontwikkeling en uitbreiding met een zelfde progressieve geest, maar met een verschillende organisatie: in plaats van een federatie van kunstenaars, werden de belangrijkste binnen- en buitenlandse vertegenwoordigers van de moderne kunst in al haar vormen uitgenodigd tot expositie van hun werk in een jaarlijks Salon. De meeste 'vingtisten' sloten toch weer aan. Alle kibbelarijen indachtig, zou hij het dus voortaan zonder 'leden-artiesten' doen, maar uitsluitend nog met 'invités'.
'Le premier Salon' werd geopend op 17 februari 1894. En 1896 stelden o.a. Gustave Serrurier-Bovy, alsook Henry Van de Velde als meubelmaker zijn 'salle de five o'clock' voor.
Bronnen: LFM, Raymond Vervliet, dbnl.org, Wikipedia