Er zingt in de ziel van den dichter een wonderlied; en zijne kunst is,
juist dat lied der ziel in woorden duidelijk te maken, in rythmen en klanken.
Toonkunstenaars met dichterziel vangen dat liedeken op, en dragen het gemoedelijk
in geest en hert, dagen en maanden en jaren, en 't vergroeit bij hen in rythmeerende
toonen, in hooger muziek, met dien walm en geur der natuur, met dien walm en wasem
der natuur, met dien walm en wasem der dichtende ziel.
Dichter en toonkunstenaar verstonden malkaar. Zij ademden samen; zij werden één,
en het lied in woorden is geworden een lied in toonen, die uitwalmen en geuren
uit beider ziel in luisterende lucht.
Dat hebbe ik bij het hooren der Gezelleliederen van Mortelmans mogen denken, voelen en genieten.
Dat gij dat ook met de uitgave van Mortelmans liederen genieten moget,
dat wensche ik U.
Hugo Verriest