NL  -  FR  -  EN  -  DE

Lodewijk Mortelmans 1868-1952

 

Toelichting bij volgende werken : Het Wielewaalt en Leeuwerkt - Morgenstemming - Homerische symfonie

-------------------------------------
Het Wielewaalt en Leeuwerkt

PAVANE ADW 7547    Eén van zijn belangrijkste pianowerken, geschreven in 1921.
Groter van opzet, romantisch verhalend, een virtuoos klaterend werk dat in zijn rijke figuraties flirt met impressionistische klanken. Het stuk stoelt op een klassieke driedelige structuur waarbij het middendeel als een doorwerking fungeert, en bestaat uit uitgebreide periodes.
    [© Jan Vande Weghe - Uit de CD 'When the soul listens' uitgevoerd door Peter Vanhove ADW 7547]

 

    De Stichting Mortelmans vermeldt zijn juistere vertaling :

Het Wielewaalt en leeuwerkt

Le Loriot et l'Alouette

The Oriole and the Lark

Es pirolt und es lerchet

 

    De Vlaamse titel verwijst naar de Wielewaal en de Leeuwerik, vogels die Lodewijk Mortelmans een onnoemelijk aantal keren heeft horen zingen tijdens zijn talloze wandelingen, enerzijds in de Kalmthoutse Heide en in de omgeving van Huibergen, en anderzijds in het Waasland en in de omgeving van Waasmunster. Het zijn het gedrag en de zang van deze vogels, die hem geïnspireerd hebben en hem er toe brachten dit prachtige pianowerk te componeren.
    De Engelse titel "Like a singing bird" of de franse titel "Les oiseaux qui chantent" verwijzen enkel naar de zang van 'een vogel', zonder nader te bepalen over welke vogel het gaat. Om het werk te kunnen begrijpen en naar waarde in te schatten, is het van essentieel belang te weten naar welke vogels Mortelmans juist verwijst.
 
* Wat betreft de leeuwerik gaat het hier in feite over twee verschillende vogels: de veldleeuwerik en de boomleeuwerik. Hun pluimage is bruinachtig, weinig opvallend.
 
Oriolus oriolus 
 
 
 
 
 
 
 
* De Wielewaal (Oriolus oriolus)
Het is een fascinerende vogel. Zijn pluimage is een van de mooiste van de vogels die in Vlaanderen broeden: zwarte vleugels, zwarte staart met gele punten, het lichaam hel geel en een rode bek.
Hij is echter een vogel die niet zo gemakkelijk waar te nemen is want hij verblijft meestal tussen het dichte gebladerte van de boomtoppen in parken, tuinen, dreven en bosranden. En dan is er zijn zang. Het is geen lange frase zoals die van de nachtegaal, van de roodborst, of van de spotvogel. Het is meer een kort, luid, sonoor gefluit dat zowat klinkt als "wiela-wieo" met een aantal variaties. De klank van zijn stem is te vergelijken met die van een hobo.
 
Alauda arvensis 
 
 
 
 
 
 
 
 
* De veldleeuwerik (Alauda arvensis)
vliegt langzaam steil de hoogte in tot men er nog maar een stipje van ziet, blijft daar lange tijd hangen en komt dan zeilend terug naar de grond.
Ondertussen zingt hij zonder ophouden een heldere, jubelende en trillende zang die zowat klinkt als een voortdurend herhaald "tirlie".
 
Lullula arborea 
 
 
 
 
 
 
 
 
* De boomleeuwerik (Lullula arborea)
zeilt in baltsvlucht in wijde spiralen omhoog, blijft daar ook een hele tijd hangen en valt dan neer met gesloten vleugels.
Zijn zang is minder lang aangehouden dan die van de Veldleeuwerik maar melodieuzer en vermengd met een vloeiend, trillend lu-lu-lu-lu (latijnse naam "Lullula").
Extra info beschikbaar op de website van : Natuurpunt

 

Toelichting bij enkele werken : Het Wielewaalt en Leeuwerkt - Morgenstemming - Homerische symfonie

-------------------------------------
Morgenstemming

 

Voorwoord
 
Lodewijk Mortelmans studeerde aan de Vlaamse Muziekschool van Antwerpen waar hij piano volgde bij Aloïs Bossaers , orgel bij Joseph Callaerts en contrapunt, fuga en compositie bij Joseph Tilborghs, Jan Blockx en Peter Benoit. Ondertussen speelde hij als slagwerker mee in de orkesten van Société royale d’Harmonie en van het Théâtre français. Hij studeerde ook een jaar aan het Conservatoire Royal van Brussel om er zich verder te bekwamen in piano bij Arthur De Greef en in contrapunt bij Hubert Ferdinand Kufferath. In 1893 won hij met de cantate Lady Macbeth de Prijs van Rome, een overwinning die belangrijk was in Benoits strijd om zijn muziekschool te laten verheffen tot koninklijk conservatorium.
 
Met het aan de Romeprijs verbonden stipendium maakte Mortelmans studiereizen naar Nederland, Duitsland (waar hij in Munchen de Ring onder de leiding van Hermann Levi bijwoonde) en Italië.
 
Vanaf 1903 tot aan het uitbreken van de eerste wereldoorlog was Mortelmans in Antwerpen dirigent van het orkest van de Maatschappij der Nieuwe Concerten. Deze prestigieuze concertvereniging haalde grote internationale solisten naar Antwerpen, zodat Mortelmans bijvoorbeeld in 1909 Jacques Thibaud en Pablo Casals kon dirigeren in het Dubbelconcerto van Johannes Brahms. In zijn eerder behoudende programmering ruimde Mortelmans vooral plaats in voor de Duitse romantici: van Beethoven, Brahms, Schumann en Wagner. Naast zijn eigen optredens met het orkest werd hij ook geacht om het orkest voor te bereiden voor prominente gastdirigenten als Richard Strauss, Gustav Mahler en Felix Weingartner.
 
In 1902 werd Mortelmans leraar contrapunt en fuga aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen en in 1924 werd hij er directeur.
 
Mortelmans zou de geschiedenis ingaan als de Vlaamse liedcomponist par excellence. Zijn collega Paul Gilson noemde hem de « Prins van het Vlaamse lied ». Niet zozeer wegens de kwantiteit van zijn liedœuvre - een tachtigtal liederen -, als wel wegens de verinnerlijkte kracht en de diepe, persoonlijke expressie die uit zijn liederen spreekt. Zijn teksten zocht hij vooral bij de priester-dichter Guido Gezelle. Nadat Mortelmans in 1921 een tournee doorheen de Verenigde Staten had gemaakt, werden verschillende van zijn Gezelleliederen in New York gepubliceerd.
 
Het is opvallend dat de pianobegeleiding van verschillende liederen quasi als zelfstandig pianostuk, zonder zanglijn dus, zouden kunnen overleven. Het spreekt dus vanzelf dat hij ook heel wat pianomuziek ging componeren en dat sommige piano-stukken als parafrases van zijn liederen klinken. Mortelmans’ pianomuziek is kamermuziek in de letterlijk zin van het woord: bedoeld voor de huiskamer. Het zijn intieme miniaturen, zeer pianistiek gedacht, waarin de virtuositeit steeds op de achter-grond blijft. Mortelmans componeerde ook de opera Kinderen der Zee en een aantal interessante koorwerken.
 
Het was vooral in het begin van zijn carrière dat Mortelmans zich als orkestcomponist liet opmerken met symfonische gedichten als Mei, Helios, Mythe der of Lente-idylle en de Homerische symfonie. Na 1900 hield hij zich vooral bezig met het orkestreren van bestaande werken. Latere orkestwerken zijn onder andere de Elegieën en het symfonische gedicht Morgenstemming uit 1922. In dit evocatieve werk, op het kruispunt van hoogromantiek en impressionisme, valt naast het uitgebreide thematische materiaal vooral de verfijnde harmonisatie en orkestratie op.
 
Op 31 januari 1923 dirigeerde Mortelmans zelf de creatie van Morgenstemming tijdens een concert van de Koninklijke Maatschappij van Dierkunde van Antwerpen dat volledig aan zijn werk was gewijd. Als commentaar vermeldde de programmabrochure: « Dit stuk is de lyrische ontboezeming van hem die de natuur lief heeft en aan hare zuivere bron levenslust en begeestering put... maar zij wekt ook een innig stil gebed tot den Allerhoogste, den Schepper van het schoone ».
 
Mortelmans’ muziek is nooit exuberant, niet uitbundig extravert, niet op epateren gericht. De kracht van zijn muziek ligt in het beheerste, het intieme, het introspectieve, het métier en de klassieke vormbeheersing.
 
 
Jan Dewilde, 2005
Voor de huur van het material, gelieve uw te wenden tot: Crescendo, Antwerpen. Herdruk van een kopie van het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek. Deze partituur is gepubliceerd met de vriendelijke ondersteuning van het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be).

 

 

 

Toelichting bij enkele werken : Het Wielewaalt en Leeuwerkt - Morgenstemming - Homerische symfonie

-------------------------------------
Homerische symfonie

 

Voorwoord
 
Lodewijk Mortelmans was de eerste leerling van Peter Benoit die laureaat werd van de Prix de Rome. Na eerdere pogingen in 1889 (tweede prijs) en 1891 (opgave) won Mortelmans in 1893 met de cantate Lady Macbeth eindelijk die prestigieuze staatsprijs voor compositie. In een interview dat kort nadien verscheen, noemde hij Bach, Beethoven en Wagner als de belangrijkste componisten. Vooral Wagner fascineerde hem, « waarschijnlijk omdat hij het dichtst bij deze tijd staat. » Hij bewonderde Wagner ook omdat hij « aan de zang haar ware allure heeft gegeven en zich overtreft wanneer de zangers zwijgen. » In dat zelfde interview zei hij ook nog: « De symfonie is het meest zuivere, het meest verhevene waarin de kunstenaar zijn ideaal kan uitdrukken, en zij laat hem de grootste vrijheid voor zijn gevoelens. » Nochtans zou hij maar twee symfonieën schrijven, met name Germania (1890) en de Homerische symfonie (1896-1898).
 
Mortelmans was gefascineerd door de Oudheid: op zijn zeventiende las hij Homeros in de vertaling van de Nederlandse schrijver Carel Vosmaer. Het is tijdens zijn verblijf in Rome, met het stipendium van de Prix de Rome, dat hij de treurmars uit de Homerische symfonie componeerde. Eerder had hij al in zijn symfonisch gedicht Helios getuigd van zijn belangstelling voor de Oudheid.
 
In zijn eigen exemplaar van de door Breitkopf & Härtel gepubliceerde partituur noteerde Mortelmans volgende uitleg over het werk: « De titel Homerische symfonie doelt geenszins op een werk dat in Homerische stijl zou geschreven zijn, hij betekent ook niet dat bepaalde gedeelten uit de Homerische heldendichten daarin beschreven of geschilderd werden. »
 
Het woord ‘Homerisch’ duidt slechts op de oorsprong van het werk. Van jongs af behoorden de Homerische Heldendichten tot de lievelingslectuur van Lodewijk Mortelmans. Indrukken en gevoelens werden bij die lectuur opgedaan, stilaan spraken deze een duidelijker taal, om eindelijk, in scherp omlijnde vormen heel en al te kristalliseren tot muziek. Zo is de Homerische symfonie ontstaan. De auteur is er steeds zelf aan het woord en van ’t begin tot het einde is zij als een lyrisch werk te beschouwen. Zij bevat vier delen: Deel I is gebouwd op een ritmisch thema (heroïsch, zo men wil), waartegen hier en daar een motief van meer tedere aard komt contrasteren. Deel II is als een treurzang en treurmars te aanzien. Er kan aan Patrocles’ dood gedacht worden. Deel III, afwisselend luchtig en tragisch, kan vrijwel aan het speelse, verleidelijke en noodlottige van de Sirenen herinneren. Deel IV is tamelijk dithyrambisch* van aard en besluit – afgezien van de religieus-mysterieuze middenperiode – op geestdriftige wijze het werk. »
 
Het eerste deel is gebouwd op een ABA-vorm, met een uitgebreide expositie, een eerder korte doorwerking en een lange reëxpositie. Ook het tweede deel kent een gelijkaardige structuur: na een inleiding volgen de treurmars, een andante (dat de functie van doorwerking heeft) en de herhaling van de treurmars. Het scherzo is eveneens drieledig, maar hier staat het middendeel met zijn eigen thematisch materiaal op zich zelf. De plechtige finale is op één thema gebouwd en wordt doorsneden door twee diverterende passages.
 
Mortelmans droeg de Homerische symfonie op aan Amanda Schnitzler-Selb, een getalenteerde amateurmusicienne en de echtgenoot van een Duitse mecenas. Amanda Schnitzler-Selb had ook goede contacten met Peter Benoit en met Charles Gounod.
 
De componist dirigeerde op 17 april 1899 in Antwerpen zelf de wereldcreatie van zijn symfonie. Op het programma van dat concert stond overigens alleen eigen werk: de symfonische gedichten Helios en Mythe der lente, de orkestaria Een lied van smart en het koorwerk Salve Regina.
 
 
Jan Dewilde, 2005
Herdruk van een kopie uit de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen. Voor het orkestmateriaal, gelieve u te wenden tot de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium. Deze partituur werd gepubliceerd in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be).
 
(Opzoeken Wikipedia betekenis : dithyrambisch*)
 

 

lfm logo